Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Opdat wederom, als ik zal gekomen zijn, mijn God [39]mij niet vernedere bij u, en ik rouw hebbe over velen, die [40]te voren gezondigd hebben, en die zich niet bekeerd zullen hebben van de onreinigheid, en hoererij, en [41]ontuchtigheid, die zij gedaan hebben. 39. Dit zegt de apostel, omdat er niets was, dat hem verhoogde en verblijdde, dan dat zijn arbeid zijn behoorlijke vruchten onder hen had; en dat hem niets meer vernederde en bedroefde, dan wanneer door zonden en ergernissen zijn arbeid afbreuk scheen te lijden. Zie 1 Thess.2:19,20. 40. Namelijk waarvan hij in den voorgaanden brief had geschreven. 41. of, geilheid, dartelheid, wulpsheid.